De Sunbeam Alpine werd gelanceerd in 1959 en is een elegante tweezitscabriolet. De auto was mooi afgewerkt, maar miste pit met zijn kleine 1.5 viercilinder. Sunbeam moest dus achtervolgen op de krachtigere concurrentie. Om zijn blazoen op te poetsen en enkele belangrijke markten aan te boren, dacht Sunbeam aan ferrari om zijn viercilinder de nodige pit te geven. “Powered by Ferrari”, dat klinkt niet slecht, toch?
Redding van Carroll
Die onderhandelingen kwamen er helaas nooit. Sunbeam liet de moed niet zakken, en kreeg van wereldkampioen Formule 1 Jack Brabham te horen dat een Amerikaanse V8 soelaas zou kunnen brengen. Daarop werd Carroll Shelby ingeschakeld. Die was uiteraard niet aan zijn proefstuk toe. Hij had zijn tanden toen al gezet in de AC Cobra, die een complete metamorfose onderging. Dat klonk dus veelbelovend.
Met de schoenlepel
Het verhaal neemt dan een wending die typisch is voor die tijd: een van de technici van Sunbeam die voor een Amerikaanse dealer werkte, begon het motorcompartiment van de Sunbeam Alpine op te meten met een houten meter, ging dan langs allerlei garages om de verschillende motoren van de concurrenten op te meten om te zien welke erin paste.
Ford
Fords “260”-V8 van 4,3 liter leek alle troeven in handen te hebben. Hij paste net in het vooronder en liet geen vierkante centimeter meer vrij. Carroll Shelby transformeerde de kleine Britse roadster in enkele weken tot een bruut beest.
Er was niet veel nodig om de kat in een tijger om te vormen, want de V8 van Ford bleef aan de brave kant met 164 pk. Lachwekkend, voor zulke cilinderinhoud. Maar het was ruim voldoende om de lichte Sunbeam Alpine vleugels te geven, temeer omdat het monsterkoppel stevige hernemingen garandeerde. In minder dan 9 seconden tot 100 km/u en een topsnelheid van 190 km/u: ongezien voor die tijd.
Mk II
Na drie productiejaren herbekeek Sunbeam in 1967 zijn model en besloot het de “289”-versie van de Ford-V8 te gebruiken. Die was 4,7 liter groot en deed ook dienst in de Mustang en… GT40. Hier bleek hij uiteraard iets rustiger, maar desondanks had hij minder dan 8 seconden nodig voor 100 km/u en bereikte hij bijna 200 km/u als topsnelheid. In tegenstelling tot de vorige versie was dit model alleen verkrijgbaar in de Verenigde Staten.
Chrysler
In 1967 kocht Chrysler Sunbeam. Voor de Amerikaanse gigant was het natuurlijk uitgesloten dat een concurrent de V8 leverde. Chrysler beschikte echter niet over een motor met de juiste afmetingen, dus viel het doek over de Sunbeam Tiger. De viercilinder zong het nog een jaar langer uit.
Vandaag
Tot zo’n twintig jaar geleden was de Sunbeam Alpine Tiger amper iets waard, dus viel hij ten prooi aan allerhande tuners. De Ford-V8 werd vaak zwaar aangepakt, omdat er heel wat onderdelen voor beschikbaar waren. Het weggedrag werd daardoor nog instabieler: de Tiger had met zijn korte wielbasis niet veel nodig om een stap opzij te zetten.
Er werden ongeveer 7.128 exemplaren gebouwd, waarvan slechts 633 van de “Mk II”. Een origineel model vinden is dus niet eenvoudig, temeer omdat heel wat Sunbeam Alpines achteraf een V8 kregen. Gelukkig zijn er voldoende onderdelen (vooral mechanische) en is de V8 stevig. Vermijd hoge toeren (vooral met de “260”), want daar houden Amerikaanse motoren niet van. Onthoud tot slot dat er heel wat Tiger “Mk I”-modellen de “289”-V8 kregen. Dat gaat je verzekeraar niet leuk vinden, evenmin als de technische keuring.
Hoeveel?
Reken op ongeveer € 50.000 voor een eerlijk model en € 60.000 voor een exemplaar in goede staat. Volledig gerestaureerde en/of perfect originele modellen kosten ongeveer € 70.000. Niet goedkoop, maar ook niet duur als je naar de stamboom kijkt, de zeldzaamheid en… de prijzen van echte Cobra’s, die ongeveer een half miljoen euro kosten.