Zo ontstond in 1991 de Griffith, een auto zonder veel technische franjes: een buizenchassis, een koetswerk in glasvezel, achterwielaandrijving, een goede manuele versnellingsbak en onder de motorkap een bij Rover geleende V8. Die had voor de gelegenheid wel een testosteronkuur ondergaan: van 4,0 liter en 240 pk tot 5,0 liter en 345 pk, TVR bood een breed en indrukwekkend gamma.
Vandaag lijken die vermogenswaarden niet zo bijzonder, maar je mag niet uit het oog verliezen dat de Griffith niet veel meer dan een ton woog en dat hij geen enkel vorm van elektronische rijhulpmiddelen kende. Hij reed woest en brutaal maar kon de meest prestigieuze Italiaanse en Duitse sportwagens van zijn tijd achter zich laten terwijl uitlaat luid bulderde.
De Griffith is ongetwijfeld een van de meest geslaagde ‘moderne’ TVR’s: de Rover-V8 was veel betrouwbaarder dan de zescilinders die erna kwamen, zijn lijn was elegant en bij gebrek aan elektronica was het onderhoud veel eenvoudiger. Tot 2002 werden er bijna 2.400 exemplaren van gebouwd, wat een mooi resultaat was voor de ambachtelijke constructeur. Maar het merk heeft het lang heel moeilijk gehad om zijn modellen te exporteren…