Sommige zaken laten door hun schoonheid een onuitwisbare indruk na, alsof ze bedacht werden om onsterfelijk te worden. De Aston Martin DB5 bijvoorbeeld. Dat het merk vandaag succes kent, is voor een deel te danken aan de DB5. Goed op weg om onsterfelijk te worden of niet?
GT in 1963
Nog voor de mythe van James Bond was de DB5 de Britse kijk op de GT. Hij werd gelanceerd in 1963 en geproduceerd tot 1965, voor hij vervangen werd door de comfortabelere maar sterk gelijkaardige DB6. De rivalen heetten toen Ferrari 330 GT 2+2, Maserati 3500 GT en Lamborghini 400 GT. De DB5 verschilde weinig van de DB4 uit 1958, maar de cilinderinhoud van de motor groeide van 3,7 naar 4 liter.
Klassieke oplossingen
De DB5 werd ontworpen door de meest Britse van alle Italiaanse koetswerkbouwers: Touring. Het ontwerp was zeldzaam elegant, opwindend charmant en toch klassiek. Geen revolutionaire trekken, zelfs niet onder de motorkap. Daar vonden we een dikke zescilinder-in-lijn, volledig in lichtmetaal en met een dubbele nokkenas.
Uit een cilinderinhoud van 4 liter puurt dit mooi stukje ingenieurskunde 286 pk of 315 pk in de Vantage-versie, waarin de drie SU-carburators vervangen werden door een dorstiger Weber-exemplaar. De cijfers zijn trouwens nogal optimistisch, in de praktijk lag het vermogen een vijftigtal eenheden lager. De DB5 werd eerst aangeboden met een manuele vierbak (en overdrive in optie), maar kreeg al snel een vijfbak en (in optie) een automaat met drie verhoudingen, een primeur voor het bedrijf. Voor liefhebbers van uitstapjes in openlucht werd ook een – weliswaar minder elegante – cabriolet aangeboden.
James Bond
Natuurlijk dankt de DB5 zijn bekendheid in belangrijke mate aan een zekere geheim agent. Na vijftig jaar ziet James in Skyfall de originele DB5 terug. Het is een buitengewone film, wellicht één van de beste in de reeks, waarin de Aston op sensationele wijze verschijnt in het Schotse landschap.
Vijftig jaar geleden had James Bond niet dezelfde faam als vandaag. Het nobele Britse bedrijf Aston Martin kon niet zomaar een auto geven aan een zekere producer voor een film over een geheim agent. De titel van de film? Goldfinger. Als grote geste verkocht het bedrijf een preproductiewagen (codenaam BMT 216A, voor de ingewijden).
De auto was origineel rood maar werd snel herspoten in een grijze metaalkleur, die beter paste bij de elegante status van Bond. De productieploeg van de film keek niet op een gadget meer of minder: mitraillettes achter de richtingaanwijzers, een wegklapbare voorruit, een rookverspreider, een navigatiescherm, een telefoon, … Uiteindelijk kostten de gadgets drie keer meer dan de auto zelf.
Een achtervolgingsscène (een hele prestatie, want tijdens het filmen draaide de motor maar op de helft van zijn cilinders) en een perfect plot volstonden om een nieuwe mythe te creëren. Een goede investering, want de auto is vijftig jaar later nog altijd in gebruik. Hij eindigt als wrak in Skyfall, maar wees gerust, dat is maar een 3D-impressie op schaal 1:3.
Rijervaring
Achter het stuur brengt de DB5 de bestuurder van een moderne GT in verwarring. Zwaar, fysiek lastig, luidruchtig: de DB5 is een ‘auto voor mannen’. Geen stuurbekrachtiging om de inspanning te verzachten, pedalen die zo hard zijn als houtblokken, gevaarlijk gedateerde remmen, een zeer relatief comfort, … Het chassis is zeker evenwichtig, maar wordt beperkt door de grip, de smalle banden en de totale afwezigheid van elektronische hulpmiddelen.
Van deze auto moet je dus proeven met kennis van zaken. Maar zijn charme is opwindend: de motor bulkt van het koppel, herneemt met gemak onderin en klimt dan krachtig in de toeren. De acceleraties zijn vinnig en het geluid is buitengewoon dankzij een krachtig gegrom, heerlijk incorrect tegenwoordig. De precieze maar stevige versnellingsbak vult het plaatje perfect aan. Deze GT bekoort de zintuigen, ruikt naar warme olie en leder en blinkt overal uit, ook tijdens dagelijkse trajecten.
Vandaag
Met 1.023 exemplaren, waarvan 123 cabriolets, is de DB5 heel zeldzaam. Nochtans vind je vrij gemakkelijk een exemplaar op gespecialiseerde (vooral Britse) websites. De prijs is het slachtoffer van zijn zeldzaamheid en succes. Reken op 250.000 tot 300.000 euro voor een mooie coupé. Als je bankrekening na de aankoop nog niet leeg is, kan het onderhoud daar wel voor zorgen. Stukken zijn eenvoudig beschikbaar maar peperduur. Tot slot vraagt deze schoonheid een aandachtige rijstijl (niet bruuskeren als hij nog koud staat) en een zorgvuldig onderhoud bij een specialist.