Het is geen geheim dat de Aston Martin DB5 één van de meest iconische auto’s van de 20ste eeuw is. Een eer die hij grotendeels te danken heeft aan James Bond, die op het witte doek ontelbare keren te spotten was aan het stuur van de charismatische coupé. Hoewel de mooie samenwerking begon met Goldfinger in 1964, speelt de DB5 ook een grote rol in No Time to Die, de meest recente Bond-film die enkele dagen geleden zijn debuut maakte in de cinema.
25 gloednieuwe DB5’s!
Voor de opnames van No Time to Die waren niet minder dan 25 exemplaren van de DB5 nodig (voor de gelegenheid ‘Goldfinger’ gedoopt). En aangezien ze allemaal perfect identiek moesten zijn (er is maar één model te zien op het scherm), moest een twintigtal modellen gerecreëerd worden naar het beeld van de DB5 uit 1964. Aston Martin startte daarom een kleine productielijn om tegemoet te komen aan de noden van de film, waarbij heel wat leveranciers uit alle hoeken van Europa betrokken werden.
De versnellingsbak
Onder hen ook de Duitse toeleverancier ZF Friedrichshafen, de belangrijkste leverancier van versnellingsbaktechnologieën ter wereld. ZF moest ook een nieuwe productie-eenheid op poten zetten om de versnellingsbak te kunnen leveren die destijds gebruikt werd voor de DB5 (een S5-325), een handgeschakeld exemplaar met vijf versnellingen.
De zowat 280 onderdelen die samen de befaamde versnellingsbak vormen, werden geproduceerd met behulp van de nieuwste technieken, waaronder 3D-printing voor de mythische versnellingspook voorzien van een rode knop verborgen onder een klepje. Voor de liefhebbers: de S5-325 heeft een ijzersterke reputatie van betrouwbaarheid en was voorzien van synchronisatie op de vijf versnellingen, wat eerder zeldzaam was in het begin van de jaren ’60. In het totaal leverde ZF 25 versnellingsbakken die een koppel aankunnen van 400 Nm, naast een reeks wisselstukken om op die manier voorbereid te zijn op slijtage.