Voor veel constructeurs heeft een conceptcar een puur esthetische waarde. Soms moet die op grote autosalons een nieuwe technologie onder de aandacht brengen. De Mercedes-Benz C111 was in zijn tijd echter veel meer dan gewoon een “mooi gezichtje”.
Wankel
De eerste versie van de C111 debuteerde op het salon van Frankfurt in 1969. Het publiek zag er een mooie auto in die wat deed denken aan de 300 SL, maar voor de ingenieurs van Mercedes was de C111 een heus laboratorium. Eerst werd hij aangedreven door een Wankelmotor met drie rotoren (280 pk) en later een met vier rotoren (350 pk), waarmee hij 300 km/u haalde. Op die manier konden de Duitsers de limiet van bepaalde materialen en nieuwe onderdelen testen onder dergelijke snelheden, terwijl ook dit nieuwe motortype kon worden uitgeprobeerd.
Dieselpower
Mercedes was een pionier in de massaproductie van dieselmotoren en dus lag het voor de hand dat het merk met de ster nadacht over een sportieve toepassing van dit motortype. Onder de naam C111-IID werd de conceptcar uitgerust met een vijfcilinderdiesel die het dankzij een turbo tot 190 pk schopte. In 1976 wisten vier testcoureurs in 60 uur tijd liefst 16 snelheidsrecords te vestigen aan zijn stuur, waarvan 13 voor een dieselwagen. Twee jaar later keerde hij terug naar het Nardo-circuit in Italië in een versie met deze keer 230 pk, die goed was voor nog eens 9 extra records.
Meer dan 400 km/u
Tot slot kwam de vierde en laatste versie van de C111 met een 4.8-V8 biturbo van 500 pk, die de sportwagen naar een top van 403,97 km/u bracht. Als we alle testprototypes en andere exemplaren optellen, zijn er in totaal 16 C111’s gebouwd. Hoewel er nooit een productieversie van kwam, hielp de conceptcar Mercedes-Benz wel om de grenzen op te zoeken van de Wankelmotor, om nieuwe, krachtige aircosystemen te ontwikkelen en om de grens van de 400 km/u te doorbreken. Niet slecht voor een ‘conceptcar’.