Al van in het begin wist Enzo Ferrari dat zijn toerismewagens niet voldoende waren voor de Amerikaanse markt, die steeds meer wou. Voor hen ontwikkelde hij een reeks modellen die rechtstreeks waren afgeleid van het circuit, maar voorzien waren van geweldige koetswerken. De modellen werden uiteraard op maat gemaakt. Dat werden de reeks America en Superamerica.

1951 – 1954

Alles begon in 1951 met de 340 America, waarvan de 4,1 liter grote V12 met ongeveer 200 pk rechtstreeks was afgeleid van de auto’s die meededen aan de beroemde Carrera Panamericana. Vignale, Touring en Ghia produceerden ongeveer 23 auto’s: coupés, 2+2-coupés en spiders. Alles was mogelijk. In 1952 evolueerde het model lichtjes tot 342 America. Onze Leopold III bestelde een zwarte cabriolet. Er werden slechts 6 exemplaren geproduceerd. In 1953 volgde er een nieuwe evolutie, de 375 America, met een cilinderinhoud van 4,5 liter. De modellen kregen een koetswerk van Pinin Farina en Vignale en produceerden ongeveer 300 pk. Er zagen 11 modellen het daglicht.

1955 – 1964

In 1955 kwam de 410 Superamerica. Het grootste deel van de 35 exemplaren kreeg een koetswerk van Pinin Farina, andere een van Ghia of Boano. Technisch was de V12 nu 5 liter groot, met een vermogen van 340 pk.

In 1959 veranderde alles grondig. Ferrari wilde de productie van zijn modellen harmoniseren en ze niet meer systematisch baseren op zijn racewagens. Het merk ruilde de Lampredi-V12 in voor de Colombo-V12 met een kleinere cilinderinhoud. Die ging van 5 naar 4, maar het vermogen bleef hetzelfde. De 400 Superamerica werd het nieuwe model, en introduceerde naast een nieuwe motor ook enkele technische evoluties, te beginnen met vier schijfremmen.

1964 – 1967

In 1964 verscheen het topmodel: de 500 Superfast. Die kreeg een 5 liter grote Colombo-V12 met een voor die tijd ongezien vermogen van 400 pk. Ferrari beloofde een topsnelheid van 280 km/u. De uitzonderlijke modellen kregen alleen een coupékoetswerk van Pininfarina en werden in een oplage van slechts 36 exemplaren geproduceerd. In 1966 riep Ferrari de carrière van dit model een halt toe.

Hetzelfde jaar presenteerde Ferrari de 365 California, een cabriolet die werd ontworpen door Tom Tjaarda en Pininfarina. Het koetswerk weekte gemengde reacties los, maar onder de motorkap huisde nog steeds de Colombo-V12. Die was voortaan nog maar 4,4 liter groot. De klanten waren minder overtuigd van de kleinere motor en de opmerkelijke stijl, en verloren al snel hun interesse in het model. Er werden slechts 14 exemplaren geproduceerd.

Vandaag

Interesse in een van deze exclusieve Ferrari’s? Terecht! Maar je zult de aankondigingen van de veilinghuizen en van specialisten grondig in het oog moeten houden. Het budget? Enkele miljoenen euro’s, afhankelijk van het model. Een 400 Superamerica met lang chassis leverde onlangs nog 2,6 miljoen euro op. Modellen uit de jaren 50 kosten tussen de 4 en 7 miljoen euro.