De A1 mag dan wel Audi’s kleinste model zijn, er verandert heel wat voor de B-segmenter. Zo is hij niet langer verkrijgbaar als driedeurs – ruim vier op vijf klanten koos zijn voorganger als vijfdeurs – en is de A1 de eerste traditionele Audi die de dieselmotor links laat liggen. Wat niet verandert: zijn gedeelde fundamenten. De Audi A1 staat namelijk op hetzelfde MQB A0-platform dat de Seat Ibiza introduceerde en ook de Volkswagen Polo gebruikt.
Scherpe looks
Deze tweede generatie is 5,6 centimeter langer dan de eerste A1 uit 2010, en komt in totaal uit op 4,03 meter. Daarmee is hij een duimbreedte korter dan de 4,05 meter lange Volkswagen Polo en de 4,06 meter lange Seat Ibiza. Met zijn 1,74 meter en 1,41 meter is hij ook iets smaller en lager dan zijn stalgenoten uit de Volkswagen-groep.
De Audi is wel bij uitstek de meest sportief getekende van de drie. Daar zitten de diep uitgesneden voorbumper en scherp getekende lichten voor iets tussen, maar ook de sleuven tussen motorkap en radiatorrooster. Audi zegt zelf graag dat het een verwijzing is naar de iconische ur-Quattro, wij zien het trucje met die referentie terugkomen in de rest van het vernieuwde Audi-gamma, zoals de gefacelifte R8. Het brede spoor, de korte overhangen en langere wielbasis doen hem potig op zijn wielen staan.
De originele A1 wilde vooral een Mini-concurrent zijn in het premiumsegment, en was dus niet vies van personalisatie in de vorm van contrasterende dakbogen en spiegelkappen. Dat is bij dit nieuwe model niet anders, alleen verpakt Audi het nu in drie packs voor buitenkant en binnenkant. Kies je trouwens de juiste combinatie tussen koetswerk-, dak- en velgkleur, dan kun je je A1 er laten uitzien als een kleine rallykar. Gedurfde keuze in deze grijze tijden.
Meer Polo dan Mini
Ook binnenin kun je kiezen voor de nodige kleuren om het interieur op te fleuren. Gele kleurstroken en ruitjesstof, we hebben het al een tijdje niet meer gezien in de strenge Audi-interieurs. Het interieur van de nieuwe Audi A1 wijkt wel wat af van wat we van de nieuwe grote modellen uit Ingolstadt gewoon zijn: de middenconsole is sterk naar de chauffeur gericht, dashboard en deuren krijgen net als in de nieuwe Q3 strakke en hoekige lijnen, en de verwarming en airco bedien je met klassieke draai- en drukknoppen, en dus niet via een touchscreen. Het digitale instrumentenpaneel (de ‘Virtual Cockpit’) en het infotainmentscherm hebben wel familiebanden met de grotere broers van deze A1.
Het enige jammere is de keuze van de gebruikte materialen. Wie Audi-kwaliteit verwacht, zal wellicht verrast zijn door de harde en holle plastics die de A1 opvallend vaak gebruikt. Niet dat de Duitser zachtere en kwalitatieve materialen vermijdt, maar hij sluit eerder aan bij de Volkswagen Polo dan bij zijn grote concurrent, de vijfdeursversie van de Mini Hatch.
Voortaan is de Audi A1 een strikte vijfdeurs, en in combinatie met de iets toegenomen ruimte voor de passagiers achteraan maakt dat het leven op de achterbank voldoende comfortabel. Met 335 liter aan kofferruimte doet de A1 beter dan de Mini (278 liter), maar moet hij opnieuw de Polo (351 liter) en Ibiza (355 liter) laten voorgaan.
Geen diesels
De dieselmotoren laat Audi achterwege, dus het motoraanbod van de A1 bestaat voorlopig uit benzineblokken: de 30 TFSI, 35 TFSI en 40 TFSI. Voor wie de nieuwe Audi-naamgeving nog niet onder de knie heeft: dat zijn de 1.0 TFSI met 116 pk, de 1.5 TFSI met 150 pk en de 2.0 TFSI met 200 pk. Va,af januari komt daar de basismotor bij, de 25 TFSI (1.0 TFSI met 95 pk). Alle motoren zijn gekoppeld aan een manuele zesbak, met de S Tronic-zevenbak met dubbele koppeling als optie. Alleen de 40 TFSI krijgt standaard de S Tronic.
Rijden doen alle motoren trouwens bijzonder geslaagd: de 30 TFSI levert zijn maximumkoppel van 200 Nm pas bij 2.000 tpm, maar smeert het breed genoeg uit om vlot met alle verkeer mee te kunnen. Hij lijkt, zeker in ons land, de aangewezen keuze voor de meeste kopers. Wie toch wat meer tempo wil, vindt in de 35 TFSI een uitstekende metgezel. Met 250 Nm beschikt hij niet alleen over meer koppel, hij geeft het met 1.500 tpm ook vroeger af. De 1.5 schakelt trouwens bij lage belasting de helft van zijn cilinders uit. De 40 TFSI (320 Nm) is met zijn potige acceleraties een vermomde hot hatch, maar presteert eerder efficiënt dan emotioneel.
Audi laat je kiezen tussen een standaardophanging, een lagere sportophanging en een sportophanging met adaptieve dempers. Sturen doet hij in alle gevallen stabiel en volwassen, met een tempo en precisie waaruit blijkt dat Audi goed naar Mini heeft gekeken. De A1 doet het misschien wat minder scherp, maar wel comfortabeler.
En verder…
… is het handig om te weten dat de A1qua infotainment en rijhulp doet wat er in zijn klasse verwacht wordt. Apple CarPlay, Android Auto, navigatie met Google Earth, een rijstrookhulp, adaptieve snelheidsregelaar en uitgebreide parkeerhulp zijn allemaal aanwezig, al moet je voor de meeste zaken bijbetalen.
Dat brengt ons naadloos bij de prijs: voor de 30 TFSI vraagt Audi € 21.229,99, en nog eens € 1.900 extra als je de S Tronic-versnellingsbak kiest. Voor de andere motoren heeft de Belgische Audi-importeur nog geen prijzen, maar wel laat importeur D’ieteren weten dat de basisversie, de 25 TFSI, vanaf januari te bestellen is en dan € 20.180 zal kosten.
Besluit
De tweede generatie Audi A1 is een stuk gefocuster dan zijn voorganger. Flamboyanter dan de Polo, minder karikaturaal dan de Mini: het kleine, ronde stadsautootje is nu een potige B-segmenter die rijdt als een grote. Het motoraanbod is hem op het lijf geschreven, de materialen in het interieur mochten wat meer premiumgevoel uitstralen.