De bandenspanning van je auto heeft een impact op je verbruik, de wegligging en het comfort tijdens het rijden. Dit is hoe je de ideale bandenspanning terugvindt en instelt.

Wat zijn de gevolgen?

Een te lage bandenspanning heeft een impact op het verbruik, aangezien een te zacht opgepompte band meer rolweerstand heeft. Een te platte band slijt ook sneller (door het grotere contactoppervlak met de weg en de extra wrijving), zorgt voor een grotere remafstand en brengt een hoger risico op aquaplaning met zich mee. Je hebt ook het gevoel dat de auto minder goed op de weg ligt en minder precies stuurt.

Een te hard opgepompte band is echter ook geen goed idee, want het daardoor kleinere contactoppervlak met het wegdek zorgt eveneens voor een grotere remafstand. Het zorgt ook voor minder comfort aan boord, met het gevoel dat de vering van je auto te hard is, een slechtere wegligging en een hoger risico op een lek of een klapband.

Hoe bepaal je de ideale bandenspanning van je auto?

Aangezien elke auto zijn eigen gewicht en technische kenmerken heeft, moeten de banden op een specifieke druk worden gezet om een optimale wegligging en comfort te bekomen, terwijl het verbruik beperkt moet blijven. Om de exacte aanbevolen bandenspanning te vinden van jouw auto, kijk je best op het etiket aan de binnenkant van de bestuurdersdeur of aan de binnenkant van de tankklep. Vind je het niet terug, dan kan je ook kijken in de handleiding van je wagen om de optimale bandenspanning terug te vinden. Let vooral of de waarden overeenkomen met de bandenmaat die op jouw auto zit, wat je kan zien aan de buitenkant van de band (bv. 245/50 R17).

Goed om weten: deze spanning kan verschillen tussen de voor- en achterbanden, aangezien er vaak een verschillende gewichtsverdeling is tussen de voor- en achteras. Hij kan ook variëren naar gelang de lading en het aantal passagiers aan boord. De ideale druk zit meestal tussen 1,8 en 3 bar (1 bar = 1 kg/cm³ = 1.000 hPa = 14,5 psi). De optimale druk verschilt dus tussen een auto met enkel de bestuurder aan boord en dezelfde auto volgeladen met passagiers en bagage, waarbij je in het laatste geval een hogere druk nodig hebt.

Hoe controleer je de bandenspanning?

De bandenspanning van je wagen controleren is gelukkig niet moeilijk. Het ventiel zit ergens aan de buitenkant van je velg, meestal met een klein ventieldopje om lekken te voorkomen. De meeste tankstations hebben een (soms betalende) pomp. Plaats de aansluiting van de pomp stevig op je ventiel (zonder dop). Dan krijg je de huidige bandendruk te zien. Aan de pomp kan je de gewenste druk instellen via de plus- en minknoppen. Plaats de aansluiting (opnieuw) op het ventiel en de pomp moet automatisch beginnen draaien om de bandendruk te verhogen (of verlagen). Een piepsignaal geeft aan dat de gewenste spanning is bereikt, waarna je de slang van het ventiel mag halen. Idealiter controleer je minstens elke maand je bandenspanning, of zelfs vaker als je veel kilometers rijdt.

Denk daarbij ook aan je reservewiel, als dat aanwezig is in de wagen! Dit wordt vaak over het hoofd gezien, aangezien het verstopt zit in de dubbele bodem van de koffer of soms onder de wagen, maar het is belangrijk om ook deze band op de juiste spanning te houden. Niets erger dan een platte band proberen vervangen met een reservewiel… dat ook plat is. Controleer dus minstens een keer per jaar of het reservewiel ook nog op de juiste spanning staat (in het geval van een ‘thuiskomertje’ of noodreservewiel is dat een andere spanning dan de rest van de banden).