In 1993 stelde Opel de concept Tigra voor, een jonge en sympathieke coupé met een fris uiterlijk en een compact formaat. Het publiek applaudisseerde en de directie tekende de cheque: de Tigra stond het volgende jaar al in de Opel-catalogus. Technisch gezien werkte het merk snel en goedkoop: de Corsa leende zijn platform, motoren en zelfs dashboard. Toch was het resultaat tof en de motoren van 1,4 (90 pk) of 1,6 (106 pk) liter maakten hem vlot genoeg. Vanaf het eerste verkoopjaar werd de Tigra de bestverkochte coupé van Europa.
Zijn lijn was jong, de prestaties correct en de prijs eerlijk, maar de Tigra had ook zijn fouten: achterin was enkel plaats voor kleine kinderen over korte trajecten, het Corsa-platform was niet scheutig op een gespierde rijstijl en het interieur was gruwelijk saai. Na een paar jaar kelderden de verkoopcijfers snel. Opel leek daar niet veel aan te willen doen en liet het model nagenoeg ongewijzigd verder ploeteren tot in 2001, toen hij uit productie ging. Drie jaar later stelde het merk verrassend genoeg een nieuwe Tigra voor. Deze keer was het echter een tweezits cabriolet met een hard wegklapdak.
Vandaag is niemand nog in de Tigra geïnteresseerd en vind je eenvoudig een exemplaar voor 3.500 of zelfs 3.000 euro. De motoren uit de Corsa GSi zijn solide maar presteren hier minder goed omdat de Tigra zwaarder was. Het was een mooie auto die in bochten echter niet opgewassen was tegen de veel dynamischer rijdende Ford Puma.