20210820075216roverp6(1).jpg

“Rovers zijn enkel voor uitgebluste ouderen? Daar gaan we iets aan doen”, dat was min of meer wat de leiding van Rover begin de jaren ’60 besliste. Na de charmante maar eigenlijk voorbijgestreefde P4 en de heel sexy maar dure P5 met zijn verouderde techniek besliste Rover om voor een nieuw model alles van stal te halen: de P6. De gekste ideeën werden op tafel gegooid: er was zelfs sprake van om de auto aan te drijven met een… gasturbine.

De Britse Citroën DS

De ratio haalde de ingenieurs echter al snel in en de turbine werd ingeruild voor een klassieke viercilinder in lijn, zij het wel een heel modern exemplaar. Die laatste, met zijn cilinderinhoud van twee liter, ontwikkelde 100 tot 120 pk afhankelijk van de versie (een of twee carburatoren). De rest van de auto leek wel sciencefiction in vergelijking met wat de andere Britse autobouwers maakten: een zelfdragend koetswerk met aluminium motorkap en kofferklep, De Dion-achteras, gecombineerde en horizontaal geplaatste veren en dempers voorin en vier schijfremmen (achteraan in-board). De in 1963 voorgestelde Rover 2000 kreeg een correct prijskaartje en werd al snel een succes. Temeer omdat hij in 1964 tot Auto van het Jaar werd verkozen, als allereerste, trouwens.

20210820075217roverp6(2).jpg

Een V8!

Het orgelpunt kwam in 1968 met de 3500, met een V8 van Buick-origine. Die werd uitsluitend gecombineerd met een automatische versnellingsbak en gaf de berline prestaties van de bovenste plank. Rover wreef zich in de handjes, want deze variant verkocht als zoete broodjes en kostte minder om te bouwen dan de viercilinder. Aan de vooravond van de jaren ’70 onderging de P6 een kleine facelift waarmee hij aan viriliteit won wat hij aan finesse opgaf. In 1971 stelde Rover de 3500S voor, die een tot 160 pk opgevoerde V8 combineerde met een manuele versnellingsbak. De Britse politie was er verzot op. Het duurde tot 1976 voor hij uit het aanbod verdween. Hij werd toen vervangen door de SD1, die er moderner uitzag… maar technisch veel archaïscher was.

20210820075217roverp6(4).jpg

Wat je moet weten

  • Zelfs als viercilinder is de auto bijzonder overtuigend, vooral in de versie 2.2 TC (1973, met twee carburatoren) met manuele versnellingsbak: zijn prestaties komen heel dicht in de buurt van die van de V8 met automaat.
  • Het zo kenmerkende reservewiel op de koffer was een optie.
  • De 3500S is begeerlijker, maar ook zeldzamer: slechts 18.000 exemplaren op een totale productie van meer dan 320.000.
  • Een paar auto’s zijn tot break omgebouwd door FLM Panelcraft.
  • Ga altijd voor een exemplaar in uitstekende staat, want de technische verfijning maakt dat de restauratiekosten zeer hoog zijn.
  • Reken op 5.000 tot 15.000 euro, afhankelijk van de versie, de opties en de staat.
20210820075218roverp6(3).jpg

Op zoek naar een oldtimer?

Ben jij op zoek naar een oldtimer? Ontdek onze nieuwste zoekertjes voor oldtimers nu hier: