Begin de jaren ’80 lonkte Citroën naar het wereldrallykampioenschap, en dan meer bepaald naar de beruchte “Groep B”. De Fransen hadden een heel duidelijk idee: Renault en zijn nieuwe R5 Turbo verpletteren. Er werden verschillende prototypes ontwikkeld, maar de resultaten bleken telkens teleurstellend. Daarom richtte Citroën zich tot een gekende naam uit de sportwagenwereld: Lotus.
De Britse constructeur kwam met een radicaal voorstel: zijn eigen GT, de Esprit, aankleden met een Visa-koetswerk. Het resultaat had dus bijna niets meer van een Citroën, tenzij dan het visgraatlogo op de motorkap, de versnellingsbak uit een SM en de algemene look. Met zijn middenmotor van 210 pk en achterwielaandrijving had de Britse Visa op papier best wat interessante argumenten. Helaas bleek uit de tests dat de auto te laag en te zwaar was, en dus helemaal niet aangepast aan de rallysport.
Het project Visa Lotus werd geschrapt nadat slechts één exemplaar was gebouwd. Dat bestaat trouwens nog steeds en wordt vandaag zorgvuldig geconserveerd door het merk.