De ontwikkeling van de 2PK begon aan het eind van de jaren 1930. Pierre Boulanger, directeur van het merk met visgraatlogo, wenste een minimalistische auto: 2 fiscale PK, 4 zitplaatsen, 50 kilo bagage, voorwielaandrijving, 60 km/u, 3,0 l/100 km en heel eenvoudig om mee te rijden. De auto moest bovendien een veld kunnen doorkruisen zonder daarbij een mand eieren te breken en een bestuurder moest kunnen instappen zonder zijn eventuele hoed af te nemen.
1. De 250 eerste exemplaren zijn bewust vernietigd
Eind 1939 werd project TPV (Toute Petite Voiture, Frans voor Piepkleine Auto) concreet en waren er al 250 exemplaren geassembleerd. Maar dan brak de oorlog uit en werden alle auto’s vernietigd… Of toch bijna: vijf exemplaren werden gered en verborgen op zolders.
2. Drie prototypes bleven 55 jaar lang verborgen
Een eerste prototype van de TPV dook op in 1968, een tweede was bij Michelin omgebouwd tot een pick-up en de laatste vijf werden pas weer gevonden in… 1994. Ze waren ingemetseld op een zolder van het testcentrum van het merk in Ferté-Vidame.
3. Motor geïnspireerd op… BMW
De ontwerper van de 2PK, Flaminio Bertoni, reed met een BMW R12, een motorfiets met een luchtgekoelde tweecilinder. De ingenieurs haalden daar hun inspiratie voor de motor van de Citroën. Toch zijn er een paar verschillen: de Fransen kozen voor kopkleppen en, in het prille begin, ook voor waterkoeling. De productieversies waren uiteindelijk toch luchtgekoeld.
4. Zware kritiek van de pers
7 oktober 1948, het autosalon van Parijs opent zijn deuren. De pers maakt kennis met de 2PK en… maakt hem met de grond gelijk. Citroën hulde zich destijds in nevelen en wantrouwde pers als de pest. Dat stimuleerde natuurlijk flink wat critici…
5. 5 jaar levertijd
In de naoorlogse tijd was staal heel moeilijk te vinden. De productie verliep traag terwijl de vraag sterk toenam. Citroën koos zijn klanten dus uit en gaf voorrang aan priesters, artsen en fans van het merk. De wachttijd liep op tot 5 jaar en de auto was duurder op de tweedehandsmarkt.