1969
In 1969 presenteerde Aston Martin de DBS. Die was aanzienlijk moderner dan de verouderde DB6, en kreeg gespierde en fijne lijnen die deden denken aan Amerikaanse muscle cars. Deze ruime, bijna massieve auto miste een gepaste motor en moest het doen met de vierliter zescilinder-in-lijn van zijn voorgangers. De motor creëerde weliswaar een deel van de reputatie van het merk, maar miste koppel en vermogen om de auto prestaties te geven die de concurrentie zou doen beven.
Eindelijk een V8
De V8 die oorspronkelijk voorzien was, was aan het begin van de jaren 70 uiteindelijk klaar. Het vermogen bleef geheim: Aston zei dat het “voldoende” was. En dat was het ook: ongeveer 350 pk en een koppel van 500 Nm, ruim voldoende om deze Engelsman vleugels t geven. Aston Martin liet de keuze tussen een manuele vijfversnellingsbak (bijzonder zeldzaam) en een automaat met drie verzetten.
Crisis
De oliecrisis en de financiële investering in de ontwikkeling van de auto en de motor brachten Aston Martin in slechte papieren. De eigenaar, David Brown, die na de oorlog het roer van het merk overnam, verliet het zinkende schip. Aston Martin veranderde regelmatig van eigenaar en bleef ter plaatse trappelen, de afwerking van de modellen slabakte en het merk kon geen nieuwigheden meer voorstellen.
1977
In 1977 blies er een nieuwe wind door het merk. Door de uitstootnormen die vooral in de Verenigde Staten van kracht waren, verloor de V8 aan vermogen. De promotiecampagne van James Bond kon daar weinig aan veranderen. Aston kwam daarop met de “Vantage”: een sportievere versie. Het merk wou nog steeds niets kwijt over het vermogen, maar het werd geschat op meer dan 400 pk. De verfriste V8 kon zijn carrière verderzetten. In 1989 ging de Vantage op pensioen en werd hij vervangen door de Virage. Een carrière van twintig jaar zorgde voor amper 4.000 exemplaren. Hij is dus zeldzaam!
Niet genoeg?
De Vantage liet verbazende prestaties optekenen voor die tijd – en zelfs voor vandaag. Toch was het koppel niet genoeg voor sommigen. Aston ontwikkelde dus het “X-Pack”, met aangepaste assen. Voor de hardnekkigste klanten voorzag het merk een grotere V8: van 5,3 naar 6,3 liter, gekoppeld aan een manuele zesbak. Het vermogen werd geschat op ongeveer 480 pk.
Betaalbaar?
Vandaag zijn er bedrijfjes die waanzinnige restauratieprojecten aanbieden, met motoren tot 8 liter! Maar is hij betaalbaar? Reken tussen € 50.000 en € 300.000 voor een exemplaar, afhankelijk van de staat en de specificaties. Er is namelijk een wereld van verschil tussen een Amerikaans model met grote bumpers en automaat dat snel herschilderd werd, en een Vantage X-Pack met manuele bak die volgens de regels van de kunst gerestaureerd werd. Voor de Volante-cabrioversie betaal je ook meer. Vooral wanneer het om een zeldzame “Prince of Wales”-editie gaat, die de motor van de Vantage heeft, maar geen koetswerkextensies.