Na de Tweede Wereldoorlog sloot de ene Franse constructeur na de andere de deuren. Toch geloofden sommigen in hun kansen. Jean Daninos waagde zich aan Facel Vega, maar dat avontuur eindigde in 1964. Enkele jaren later besliste Jean Tastevin, ondernemer en autoliefhebber, de Franse auto terug op te waarderen. In 1967 ging hij resoluut voor een nieuwe Franse sportieve luxewagen.
Buiten de grenzen
Om het project in goede banen te leiden, deed Tastevin een beroep op professionele hulp uit het buitenland. Zoals Chris Lawrence, een Britse piloot met heel wat ervaring. Die ontwierp een sportwagen met vier plaatsen op een gelast buizenchassis, met een aluminium koetswerk en een DeDion-achteras. Een combinatie die in die tijd niet vaak voorkwam.
Aluminium V8
Voor wat er onder de motorkap kwam, schakelde Tastevin Ted Martin in, een Brit die eerder een aluminium V8 voor het circuit ontwikkeld had. De cilinderinhoud daarvan werd vergroot van 2 naar 3,5 liter, de motor “gekalmeerd” voor gebruik op de openbare weg en er werd 240 pk uit gepuurd bij 5.800 tpm. De motor was een van de eerste motoren met een tandriem. Op het salon van Parijs in 1972 trokken de auto én de motor de aandacht van het publiek en de aanwezige journalisten, die de Franse glorie zagen terugkeren.
Realitycheck
Maar voor Jean Tastevin stapelden de problemen zich op: het koetswerk van Chris Lawrence was verre van elegant, en de Britse V8 miste vermogen en betrouwbaarheid. Voor het ontwerp sprak Tastevin Tony Rascanu aan, een jonge Roemeense designer die voor Bertone werkte. Voor de motor liet hij het idee van een V8 met bovenliggende nokkenassen varen en ging hij shoppen bij Chrysler, dat een 5,9 liter grote V8 had liggen.
Productieversie
Op het salon van Parijs in 1973 presenteerde Tastevin uiteindelijk de productieversie. De sublieme Monica was een eerbetoon voor zijn vrouw Monique. De stijl van een vierdeurs met coupélooks zou de komende jaren nog populair worden. De cocon van het interieur moest niet onderdoen voor de Britse auto’s van toen: leder, hout, elektrische ruiten, klimaatregeling, een achtsporencassette met audio- en stereo-installatie, een stuur van Motolita, tellers van Jaeger,…
Onder de motorkap kreeg de Monica uiteindelijk een 5,6 liter grote Chrysler-V8. Die werd onder handen genomen om 280 pk te produceren bij 5.400 tpm. Voor de versnellingsbak had je de keuze tussen een manuele vijfversnellingsbak en een drietrapsautomaat. De topsnelheid lag op 240 km/u en de kilometer vanuit stilstand duurde 28 seconden. Voor die tijd: uitstekende cijfers.
Slechte timing
Maar helaas: 1973 was ook het jaar van de oliecrisis, die dodelijk was voor luxeauto’s. Bovendien had de Monica een torenhoge instapprijs van 164.000 frank. Een Citroën SM kostte toen minder dan 80.000 frank, een Rolls-Royce was min of meer even duur als de Monica. Jean Tastevin zag de bui hangen: zijn auto kwam te laat en zou nooit succesvol worden. In 1974 verkocht hij de boel door aan Guy Ligier.
Vandaag
Met zowat twintig geproduceerde exemplaren, waaronder heel wat preproductiemodellen, is een Monica vinden geen eenvoudige opdracht. Toch is het niet onmogelijk als je geduldig de veilingen volgt. In 2011 ging er een Monica onder de hamer voor € 60.000, in 2015 een voor € 120.000. Die laatste prijs is een goede weergave van de huidige waarde van de auto. De motor vormt geen problemen in onderhoud, maar specifieke onderdelen (voor het interieur en het koetswerk) zijn natuurlijk onvindbaar.