Deze week keurde het Europese Parlement het verbod op verbrandingsmotoren in 2035 goed. Concreet betekent die beslissing dat er binnen iets meer dan 10 jaar geen auto’s met benzine- of dieselmotor meer verkocht mogen worden om het Oude Continent. Een onomkeerbare beslissing? Niet noodzakelijk. De tekst voorziet immers een herzieningsmogelijkheid, waarbij de beslissing in 2026 opnieuw bekeken wordt. Binnen 3 jaar gaan de Europese leiders dus terug rond de tafel zitten om te bekijken of de genomen beslissing realistisch en houdbaar is, zowel wat de elektriciteitsvoorziening betreft als de uitrusting.
In 2026 wordt alles dus opnieuw bestudeerd om te zien of het verbod in 2035 behouden blijft of dat de verkoop van nieuwe benzine- en dieselauto’s toch langer toegelaten zal zijn.
Italië staat op de rem
Niet alle landen van de Unie staan achter de beslissing. Allesbehalve zelfs, te beginnen met Italië. De Italiaanse minister voor bedrijven, Adolfo Urso, vertelde aan de krant ‘La Stampa’ dat “elektriciteit geen religie is maar een technologie”, en dat er “een neutrale benadering moet zijn op dat vlak”. De Italiaanse overheid zet dus in op een strategie die de volledige overschakeling naar elektrische mobiliteit op middellange termijn wil vermijden.
En Adolfo Urso gaat nog een stap verder en zegt dat een verbod op benzine en dieselwagens “het resultaat zou zijn van een ideologische kortetermijnvisie die geen rekening houdt met de realiteit, alsof er niets gebeurd zou zijn ondertussen”. De grootste vrees is dat, na de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen, het Oude Continent afhankelijk zou worden van China, het eldorado van de groene technologieën en schaarse grondstoffen.