De stroomreserve die in de batterij van een elektrische auto zit is niet noodzakelijk gelijk aan de stroom die je van het net haalt om hem vol te laden. Er zijn immers verliezen bij het omzetten van wisselstroom van het net naar gelijkstroom in je batterij. En die verliezen kunnen hoog oplopen, blijkt uit een test van de Duitse mobiliteitsorganisatie ADAC…
Een wallbox is efficiënter
De ADAC laadde vier veel verkochte elektrische modellen op en deed een meting op het effectief van het stroomnet afgehaalde aantal kWh’s. De Fiat 500e, de Renault Zoë, de Tesla Model 3 en de VW ID.3 werden telkens opgeladen met een trage lader met een vermogen van 2,3 kW die rechtstreeks in een 230 V stopcontact gestoken werd en met een wallbox die een vermogen leverde van 11 kW. Bij de 230 V-methode varieerde het verlies tussen de 12,7 en de 24,2%! Laden met een wallbox blijkt een stuk efficiënter, maar toch gaat ook daarmee tussen de 6,3 en 9,7% verloren.
Het verlies bij de in de auto ingebouwde lader is bij elke laadmethode gelijk, en schommelt tussen de 5 en 10%. Ook de laadkabel zelf, die verschillend is bij beide methodes, is niet het probleem. Het verschil zit hem vooral in het hogere verlies in de leiding van de meterkast naar het stopcontact (4% vs. 1% bij een wallbox) en vooral het 12V boordnet van de auto. Dat laatste is in het geval van de trage lader actief voor het beheer van een aantal functies, met een verlies van 5 tot 15% tot gevolg. En dat is volgens de ADAC niet het geval bij het gebruik van een wallbox.
Conclusie: met de huidige energieprijzen kunnen de kosten door laadverliezen oplopen, maar met een wallbox beperk je de verliezen.
Wil je steeds het laatste autoadvies ontvangen?
Vond je dit artikel interessant en wil je steeds het laatste autoadvies, autoweetjes en tips meteen in je mailbox? Schrijf je – net als meer dan 300.000 autoliefhebbers – nu gratis in via e-mail: