1. Bristol 405
De enige vierdeursberline van het merk. Deze Bristol werd aangedreven door een BMW-zescilinder die voor de oorlog was ontwikkeld en had prestaties en een rijgedrag die voor een auto van de jaren ’50 verbazingwekkend goed waren. Vandaag voelen enkel de grootste kenners nog iets voor dit model.
2. Rover SD1
De groep British Leyland had niet de middelen om een afdoende antwoord te formuleren aan het leger aan steeds krachtiger Duitse berlines. Daarom maakte het begin de jaren ’80 nieuwe soep in oude potten: de oude Buick-V8 werd van onder het stof gehaald en opgevoerd tot 200 pk, wat hem een topsnelheid opleverde van 220 km/u. Helaas was de bouwkwaliteit niet van hetzelfde niveau als de prestaties.
3. Triumph Dolomite Sprint
Toegegeven, Triumph heeft zelden uitgeblonken door technische voorsprong… Toch vormde één model een uitzondering: de Dolomite Sprint. Hij kwam er als een antwoord op de beduchte BMW 2002 en had in zijn Sprint-versie vier kleppen per cilinder, goed voor een vermogen van bijna 130 pk. Dat was een première in een massaproductiewagen.
4. Lagonda Rapide
Vandaag kost een Aston Martin DB4 veel meer dan 500.000 euro, maar de veel zeldzamere vierdeursversie van het model (slechts 55 exemplaren) vind je voor minder dan de helft van dat bedrag. De Rapide wordt wat scheef bekeken, maar is nochtans wel een elegante reanimatiepoging: David Brown, toen de baas van Aston Martin, wou begin de jaren ’60 dat prestigieuze logo weer doen herleven. Mechanisch gezien is de auto quasi identiek aan de Aston Martin DB5.
5. MG ZT260
De Rover 75 en MG ZT kenden een merkwaardige topversie met een V8 van 260 pk. Omdat die motor uit de Ford Mustang te brutaal was voor de voorwielen werd het een achterwielaandrijver. Merkwaardig genoeg werd het uiterlijk om budgetredenen bijna niet gewijzigd, ondanks de volledig andere technische lay-out.