De wankelmotor was een populaire keuze in de tweede helft van de jaren 60. Met zijn “logischere” werking dan een klassieke motor met zuigers en kleppen, vond je hem terug bij heel wat constructeurs. Citroën, Mercedes, NSU en Mazda: al deze merken gebruikten ooit wel eens deze bijzondere motor. Maar de technische beperkingen (dichting van de bewegende delen) en het hoge verbruik van deze motoren zorgden ervoor dat hij in de vergeethoek geraakte.
Helemaal vergeten?
Uit het oog, uit het hart bij alle constructeurs? Nee: er was één bedrijf dat ingenieurs had die bleven geloven in de kwaliteit van deze motor. Mazda werd zo de laatste constructeur die er, vandaag nog, in gelooft. In 1978 verscheen de eerste RX-7, in 1985 volgde de tweede generatie. De RX-7 was snel en goed afgewerkt, maar wat mak vergeleken met generatie drie, die “FD” werd genoemd.
Sterker dan een 911?
In 1992 onthulde Mazda dus de derde generatie RX-7. Zijn retrolijnen, doordacht chassis, gewichtsverdeling en voor het eerst drukgevoede wankelmotor zorgden voor heel wat opschudding. De 1,3 liter grote motor produceerde tot 280 pk. Voldoende om zich met enkele referenties te kunnen meten, zoals de Porsche 911. De sprint naar 100 km/u nam nauwelijks meer dan 5 seconden in beslag. De RX-7 FD kleefde aan de grond, was degelijk afgewerkt en rijkelijk uitgerust. Hij had dus alle kwaliteiten om tot de sportieve legendes toe te treden.
Vandaag
Hoewel de auto vandaag terug de interesse wekt, wat zijn al bij al hoge prijs verklaart (van € 15.000 tot € 20.000), zal hij heel wat liefhebbers ontmoedigen. De eerste moeilijkheid is namelijk niet de minste: een perfect origineel exemplaar vinden. Het grootste deel van de RX-7-modellen werd namelijk omgebouwd voor circuitgebruik. Als je een goed exemplaar vindt, moet je er vooral op letten dat de wankelmotor nog steeds in goede staat is. Dat kan namelijk veel kosten en specialisten zijn zeldzaam. Om je nog verder te ontmoedigen: onderdelen vind je niet overal en het verbruik kan snel hoog oplopen.