De Dakar-rally, editie 2013 mag alweer de geschiedenisboeken in. Fans van brullende motoren, veel, en dan werkelijk véél, zand en rallypiloten met een hoek af (wie wil er anders 15 dagen onophoudelijk de grens van het menselijk kunnen opzoeken) haalden hun hartje weer op aan nogmaals een editie om duimen en vingers van af te likken. Wederom één miljard mensen verdeeld over quasi 190 landen zaten aan hun beeldscherm gekluisterd om de Fransman Stéphane Peterhansel te zien winnen bij de wagens. De hete adem van de Franse woestijnrat blaast al voor de elfde keer het hardst over de Zuid-Amerikaanse woestijnen. De oversteek van de Dakar-rally van het Afrikaanse naar het Zuid-Amerikaanse continent mag dan wel voor- en tegenstanders hebben, mooi blijft het zeker. Goed zot moet je zijn om deze tocht te overleven. Een tocht die velen dan ook niet gegeven is. Denk maar aan de talloze verhalen over hartstilstanden, nekbreuken, Al-Qaida-bedreigingen en de vele coureurs die dagenlang vermist zijn om daarna morsdood teruggevonden te worden op de voor hun Heilige Grond. Het blijft voor mij toch een vreemd plaatje, het zien van dat woeste woestijnlandschap terwijl wij hier al dagen onder een wit deken baden. Het contrast kan niet groter zijn, een sterke beer als Peterhansel te zien winnen in zulke omstandigheden voor een bronzen beeldje en eeuwige roem terwijl Armstrong doodleuk op de schoot bij Oprah zit en ze samen daarvoor 34 miljoen euro opstrijken. Tegenover Peterhansel is Armstrong een (gevallen?) held op sokken. Maar een rijke dan. Jammer voor Peterhansel, en misschien wel voer tot discussie?