Eind jaren '70 merkte General Motors dat de markt voor kleine Japanse coupés snel groeide. De Amerikaanse gigant besloot terug te slaan door zijn Japanse dochteronderneming Isuzu de opdracht te geven een nieuwe coupé te ontwikkelen als opvolger van de verouderde 117 Coupé. Ook dit keer werd het ontwerp toevertrouwd aan de beroemde Italiaanse ontwerper Giorgetto Giugiaro. Het resultaat werd onthuld op de Tokyo Motor Show van 1979: de Isuzu Piazza zag het levenslicht en deed zijn voorganger onmiddellijk verouderd lijken! Weg waren de sensuele, jaren 60-achtige rondingen; de Piazza koos voor een futuristisch design met scherpe hoeken.
Een wilde rijervaring
De Piazza was verkrijgbaar met een bescheiden 2.0-liter viercilinder van 120 pk, maar in de Turbo-versie veranderde hij in een wild beest met een vermogen tot 180 pk! Dit vermogen ging alleen naar de achterwielen, wat voor een vurige rijervaring zorgde. Journalisten uit die tijd kregen het warm achter het stuur! Voor ervaren chauffeurs die houden van een levendige achterkant bood de Piazza echter genoeg uitdaging. Wat de transmissie betreft, had Isuzu zowel een handgeschakelde vijfversnellingsbak als een automatische viertraps in het aanbod.
Lotus schiet te hulp
De soms onvoorspelbare en harde rijeigenschappen werden halverwege de productiecyclus aangepakt. Isuzu schakelde Lotus in, dat sinds 1986 onder de vlag van GM viel, en de Piazza werd grondig getransformeerd door de tovenaars uit Hethel. Met een strakker rijgedrag was de Piazza eindelijk volwassen. Hoewel de prestaties niet spectaculair waren, was hij plezierig en dynamisch om te rijden, goed uitgerust en eindelijk betaalbaar. Helaas kwam dit te laat: het imago van te duur en onhandelbaar plakte al aan de Piazza, en het beperkte distributienetwerk deed de rest.
Een tweede generatie in de schaduw
De Piazza werd voornamelijk verkocht in de Verenigde Staten (als Isuzu Impulse) en in Australië (als Holden Piazza). In Europa is hij zeldzaam, ondanks een productie van 10 jaar die in 1990 eindigde. De tweede generatie, met afgeronde lijnen, voorwielaandrijving (en optioneel vierwielaandrijving) en een 1,6 liter-benzinemotor, kende een nog kleinere productie van slechts 13.000 exemplaren. In 1993 besloot Isuzu ermee te stoppen, en verdween de Piazza uit het gamma.
Vandaag (bijna) onvindbaar
Een Piazza vinden is geen eenvoudige taak, omdat hij slechts sporadisch werd geïmporteerd in enkele Europese landen. Groot-Brittannië kreeg relatief de meeste exemplaren, maar zelfs daar zijn ze extreem zeldzaam. Veel auto’s zijn gesneuveld in ongevallen, afgedankt of omgebouwd tot driftmachines.
Als je echt vastberaden bent, is het wellicht mogelijk om een Piazza op te sporen in de Verenigde Staten, Australië of Japan, maar de kosten en moeite om hem te importeren zullen waarschijnlijk hoger zijn dan de waarde van de auto zelf! Afhankelijk van de uitvoering en staat liggen de prijzen tussen de 3.000 en 15.000 euro. En zelfs als je er één vindt, wordt onderhoud een uitdaging, gezien de schaarste aan specifieke onderdelen.