Elke welknemer zelf zijn mobiliteitsplan laten uitwerken zonder (alleen) een bedrijfswagen te gebruiken: dat is het mobiliteitsbudget in een notendop. In essentie gaat het dus om een wettelijk kader dat de federale overheid in 2019 in het leven riep om het aantal (bedrijfs)wagens op onze wegen te doen dalen en een groenere mobiliteit te promoten. Einddoel is dat de werknemer zijn bedrijfswagen inruilt tegen een naar eigen smaak te besteden budget voor mobiliteit.
Drie pijlers binnen een ruim aanbod
Binnen het mobiliteitsbudget draait alles rond drie pijlers, waaruit de gebruiker zelf zijn mobiliteitspakket kan samenstellen en daarbij gebruik maakt van een budget dat hij van zijn werkgever ter beschikking krijgt.
De eerste pijler is nog steeds een bedrijfswagen, op voorwaarde dat die milieuvriendelijker is (met een lagere CO2-uitstoot) of kleiner dan de auto die de werknemer nu al had.
Bij de tweede pijler draait alles rond alternatieve en duurzame mobiliteit. Hier zijn talrijke mogelijkheden: een abonnement op het openbaar vervoer (trein, tran, bus, metro enz.) of op auto- en/of fietsdeelprogramma’s, de aankoop van een step, een elektrische scooter of een fiets. En het gaat zelfs nóg verder: als de werknemer binnen een straal van 10 km van zijn werkplaats woont, kan hij er zelfs voor kiezen om met het budget binnen deze tweede pijler zijn huur of hypothecair krediet af te lossen.
Blijft er dan nog budget over, dan staat de derde pijler toe dat aan het eind van het jaar een premie wordt uitbetaald. Die wordt dan wel belast aan 38%, maar dat is nog altijd voordeliger dan de gebruikelijke belasting op lonen of premies.
Voor wie?
Vandaag is het mobiliteitsbudget enkel beschikbaar voor werknemers die een bedrijfswagen gebruiken, maar de kans bestaat dat de volgende federale regering die instapdrempel zal verlagen. Tenminste, dat is wat de sector voorstelt. Op tafel liggen een uitbreiding van het mobiliteitsbudget naar alle Belgische werknemers (dus ook die zonder een bedrijfswagen) en een herziening van de 10 km-regel om met het budget je woonkost te kunnen betalen.
Hoe bereken je het mobiliteitsbudget?
Hoe weet je op welk mobiliteitsbudget jij recht hebt? Dat bedrag wordt berekend op basis van de totale eigendomskost (TCO of Total Cost of Ownership) van je huidige bedrijfswagen: de auto zelf dus, plus alle kosten die verbonden zijn aan het gebruik ervan. Op de loonfiche van de werknemer blijft alles financieel een nuloperatie, en het budget wordt jaarlijks toegekend. Stel: de TCO van je huidige bedrijfswagen bedraagt 7.500 euro per jaar (4.500 euro aan leasing, 1.200 euro brandstof, 800 euro verkeersbelasting en verzekering en 1.000 euro voor onderhoud). In dat geval krijg je dus 7.500 euro per jaar ter beschikking, die je zelf naar eigen goeddunken en verantwoordelijkheid kan besteden om gedurende 12 maanden je dagelijkse mobiliteit te verzekeren.
In de praktijk kan je daarvoor als werknemer mobiliteitsapplicaties en -kaarten gebruiken, zoals XXImo, Modalizy of Olympus Mobility. Daarmee kan je rechtstreeks je verplaatsingsmodi boeken en ze betalen uit het budget dat je werkgever heeft toegekend. Noch jij, noch je bedrijf hoeft zich dus verder te bekommeren over de administratieve opvolging of de terugbetaling van verplaatsingskosten.
Welke fiscale impact?
Net als de bedrijfswagen geniet het mobiliteitsbudget van een heel interessante fiscale voorkeursbehandeling. De milieuvriendelijke auto uit pijler 1 wordt voor de werknemer net zo belast als een bedrijfswagen. Op de mobiliteitsoplossingen uit pijler 2 geldt zelfs een volledige fiscale vrijstelling. En zo wordt enkel de cash-premie uit pijler 3 (beperkt) belast aan 38%. De werkgever kan van zijn kant de patronale bijdragen die verbonden zijn aan het mobiliteitsbudget op dezelfde manier fiscaal in rekening brengen als die op een klassieke bedrijfswagen.