In 1974 kon de Lotus Elan+2 zijn leeftijd niet langer verbergen: zijn basis dateerde al uit de jaren 60. Chapman gebruikte voor de vernieuwing van het model alle trucjes uit die tijd: de looks van een shooting brake, opklappende koplampen, plastic in plaats van chroom en een comfortabel interieur voor vier volwassenen.

Revolutie in Hethel

Voor Lotus was dat een revolutie: het merk had zich nog nooit op de competitieve GT-markt gewaagd. En dat bleven de Britten proberen: na de Elite volgde de afgeleide Eclat in 1975, en een jaar later de Esprit.

Toch bleef Chapman zweren bij zijn slogan ‘light is right’. Het koetswerk uit glasvezel werd gemonteerd op een stalen balkenchassis. Die architectuur werd ook gebruikt bij andere producten van het merk, zoals de Europa en Elan. De Elite kreeg wel als eerste Lotus een volledig huisgemaakte motor. De aluminium viercilinder was twee liter groot, had twee bovenliggende nokkenassen en zestien kleppen.

Tegenover de grote kleppers van de concurrentie was het een klein blok, maar de 160 paarden zorgden samen met de lichtheid wel voor mooie prestaties. De Elite was ook de eerste Lotus met een optionele automatische versnellingsbak.

Geflopt

Een ruim interieur, prestigieus logo, krachtige motor en topchassis waren niet voldoende voor Lotus om een succesvol model op de markt te zetten. De lijn verdeelde de meningen en de afwerkingskwaliteit was bedroevend. De bedenkelijke betrouwbaarheid kon Lotus niet rechttrekken met de facelift, toe de motor vergroot werd naar 2,2 liter. In 1982 werd de productie stilgelegd, na ongeveer 2.500 exemplaren.

Vandaag

Een Elite is vandaag niet zoveel waard. Net als toen wordt hij wat met een scheef oog bekeken. Voor ongeveer 10.000 euro moet je een geschikt exemplaar kunnen vinden, maar daarvoor moet je wel uitwijken naar Groot-Brittannië. Best neem je ook een specialist onder de arm.